maandag 24 mei 2010

''Echte'' Belgen sterven uit

Echte Belgen sterven uit

In Brussel is bijna zeventig procent van vreemde origine

Publicatie: 23 mei 2010


Knack - 14 mei 2010

Binnen tien jaar zal dertig procent van de Belgische bevolking van vreemde afkomst zijn. Dat blijkt uit een onderzoek van socioloog Jan Hertogen in samenwerking met de K.U. Leuven.
De gemeente Sint-Joost-ten-Node spant de kroon met maar liefst 96 procent allochtonen. Ook in verschillende grote Belgische steden ligt het cijfer nu al een stuk hoger dan de voorspelde dertig procent.
In de hoofdstad Brussel is bijna zeventig procent van vreemde origine en tegen 2020 zal dat 85 procent zijn. In Antwerpen is 39,7 procent van vreemde afkomst en binnen de tien jaar zal dat aantal stijgen tot 55 procent.
In Mechelen zal 41 procent van de populatie tegen 2020 van allochtone herkomst zijn tegenover 27 procent nu. In Gent tenslotte is 27 procent momenteel van vreemde afkomst en dat percentage zal stijgen tot 38 procent.

Uitstervende natie

Volgens socioloog Hertogen is de evolutie niet meer tegen te houden en "zullen we ons er emotioneel moeten overzetten dat de stereotype oude Belg stilaan zal verdwijnen". "Meer zelfs: kijk gewoon naar de cijfers en je moet concluderen dat België al lang een arme, uitstervende natie zou geweest zijn zonder al die allochtonen", besluit hij.

zondag 9 mei 2010

Egmontpact

Egmontpact

Bron: Cel coördinatie Vlaamse Rand van de Vlaamse Regering via de website
http://docu.vlaamserand.be





Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doel had. Het Egmontpact was het resultaat van een compromis dat op 24 mei 1977 in het Egmontpaleis werd ondertekend door premier Leo Tindemans, zijn kabinetschef Jan Grauls en de voorzitters van de regeringspartijen van CVP, PSC, BSP-PSB, Volksunie (VU) en Front démocratique des francophones (FDF). Tijdens de onderhandelingen van Stuyvenberg (17-23 februari 1978) werd het Egmontpact gedeeltelijk aangepast.

Dit historisch pact tussen Vlamingen, Walen en Brusselaars werd uiteindelijk niet gerealiseerd. Redenen daarvoor zijn te zoeken in de sterke oppositie tegen het pact van binnen en buiten de regeringspartijen, de negatieve adviezen van de Raad van State over een aantal pijlers van het akkoord, de uiteenlopende interpretaties van het akkoord door Vlamingen en Franstaligen, de interne spanningen binnen de partijen en de moeilijke totstandkomingsprocedure. Op 11 oktober 1978 verklaarde eerste minister Tindemans in de Kamer dat voor hem "de Grondwet geen vodje papier is” en vervolgens bood hij zijn ontslag aan. Het Gemeenschapspact was daarmee definitief van de baan. Bepaalde elementen van het akkoord werden hernomen in volgende grondwetsherzieningen; andere blijven opduiken wanneer een compromis wordt gezocht voor communautaire knelpunten.

Het akkoord hield een ingrijpende staatshervorming in, met meer autonomie voor de drie gemeenschappen – met eigen raden en regeringen en een decretale bevoegdheid - en de oprichting van 3 gewesten, eveneens met eigen raden en regeringen die ordonnanties konden stemmen, m.a.w. de basis van de huidige federale staatsinrichting. De gemeenschappen werden bevoegd voor de persoonsgebonden materies, de gewesten voor de plaatsgebonden materies - een concept dat in een latere staatshervorming ook effectief zou worden tot stand gebracht.

Minder bekend is dat het Egmontpact ook de afschaffing van de provinciale politieke structuren voorzag, om ze te vervangen door 25 subgewesten en een hervorming van Kamer en Senaat. Het Brusselse Gewest bleef beperkt tot de 19 gemeenten en de leden van de Brusselse gewestraad zouden worden verkozen op eentalige lijsten. Regeren bij consensus en de alarmbelprocedure waren andere maatregelen om de minorisatie van de Nederlandstaligen in Brussel tegen te gaan. In de Brusselse gemeenten en in de 6 faciliteitengemeenten zouden Gemeentelijke Gemeenschapscommissies worden opgericht om de persoonsgebonden materies door de gemeenschappen zelf te laten regelen. De Franse Gemeenschapsraad kreeg zo de mogelijkheid om subsidies te verstrekken aan socio-culturele activiteiten in de faciliteitengemeenten. Ook andere garanties voor de Nederlandstaligen in Brussel werden gekoppeld aan de situatie van de Franstaligen in de 6 randgemeenten. De administratieve voogdij over de 6 kwam bovendien in handen van de Minister van Binnenlandse Zaken.

Het Gemeenschapspact voorzag een akkoord over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, waarbij een apparentering van de Vlaamse lijsten uit Halle-Vilvoorde met die uit Leuven werd voorzien.

INSCHRIJVINGSRECHT

Om de verhoudingen tussen Brussel en de randgemeenten te regelen werd heil gezocht bij het inschrijvingsrecht voor Franstaligen in een Brusselse gemeente als tegengewicht voor waarborgen voor de Vlamingen in de hoofdstad.


BRON: egmont berichten, nr. 4, maandblad van het Egmontkomitee, mei 1978


Het inschrijvingsrecht gold in de 6 faciliteitengemeenten en in de zogenaamde Egmontgemeenten, Alsemberg, Beersel, Dilbeek, Groot-Bijgaarden, Sterrebeek, Sint-Stevens-Woluwe, Strombeek-Bever, en in de wijken ’t Voor (Vilvoorde), Jezus-Eik (Overijse) en Zuun (Ruisbroek).

Franstaligen uit die gemeenten konden zich in een Brusselse gemeente fictief inschrijven en verkregen daardoor bepaalde taalfaciliteiten en stemrecht voor kandidaten uit het Brusselse. Het Stuyvenbergakkoord zorgde ervoor dat in de faciliteitengemeenten het inschrijvingsrecht van onbepaalde duur bleef, terwijl het in de andere gemeenten werd beperkt tot 20 jaar, m.a.w. tot 1998. Het inschrijvingsrecht maakte het ook mogelijk dat Franstalige kinderen uit de Egmontgemeenten zich konden inschrijven in kleuter- en lagere scholen in de 6 faciliteitengemeenten.

Het compromis stootte op fel protest van Vlaamse zijde. Net als de faciliteitenregeling in het taalcompromis van Hertoginnedal, werd ook nu vooral de regeling rond de randgemeenten door de Vlaamse zijde als onaanvaardbaar beschouwd. Het protest bundelde zich in het Anti-Egmontkomitee, dat talrijke acties organiseerde, onder meer de betoging op 23 oktober 1977 in Dilbeek. Een aantal gemeentebesturen schakelde zich eveneens in in het protest met de "waar Vlamingen THUIS zijn”-actie.


De felle tegenstand was mede ingegeven door de uiteenlopende interpretaties van Vlamingen en Franstaligen over bepaalde punten van het akkoord en de felle verklaringen daarover in de media. De toenemende spanningen tussen de regeringsleiders en de partijvoorzitters die het pact hadden onderhandeld, hypothekeerden eveneens het compromis. Binnen de CVP heerste grote verdeeldheid, maar ook in andere Vlaamse partijen gaf het akkoord aanleiding tot schisma’s. De afloop van deze kwestie zorgde voor een belangrijke politieke crisis binnen de partijen met als gevolg radicale afscheuringen bij de Volksunie en een communautaire breuk binnen de laatste unitaire partij in België, met name de socialistische partij.

zaterdag 8 mei 2010

vergrendelde democratie


Waarom BHV nooit  gesplitst zal worden. De onvoorstelbare grendels op de Vlaamse autonomie
·                  er is toch niemand die denkt dat de vergrendelde regering — evenveel Franstalige als Nederlandstalige ministers, de eerste minister uitgezonderd — een eenzijdige splitsing zal bekrachtigen?

Wat Jean-Luc Dehaene precies gedaan heeft om BHV te splitsen, weten we niet, wel dat het niet gelukt is. Politici die falen zonder verantwoording af te leggen, volgens HENDRIK VUYE is dat typisch Belgisch.
Toen Herman Van Rompuy in november 2009 naar Europese oorden trok, stond in de sterren geschreven dat Leterme eerste minister werd. Plots verschenen twee oude kometen aan de hemel. Eerst moest Wilfried Martens de regeringswissel voorbereiden. En toen Leterme eerste minister werd, kreeg hij een koninklijke schoonmoeder naast zich. Jean-Luc Dehaene werd Koninklijk opdrachthouder en moest ‘een voorstel ten gronde' uitwerken ‘inzake institutionele problemen en in het bijzonder BHV'. Het aloude recept werd bovengehaald van onderhandelingen achter vergrendelde deuren, zonder pers en parlementaire controle. Dehaene faalde, maar hierover hoeft hij geen verantwoording af te leggen. Zo werkt de vergrendelde democratie.

En dan de andere grendels. De wonderbaarlijke veelvuldigheid aan Franstalige parlementen legde de eenzijdige splitsing lam. De Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Cocof riepen een belangenconflict in. Vervolgens waren de Duitstaligen aan zet. En het parlement van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest zat nog op de reservebank. Maar is het wel zo dat de Franstaligen België lam leggen? Hoe werkt zo'n belangenconflict? Eerst is er een schorsing van 60 dagen. Gedurende deze termijn moeten de betrokken parlementen trachten tot een vergelijk te komen. Komt er geen oplossing, dan geeft de Senaat binnen de 30 dagen een advies. Ten slotte beslist het overlegcomité — in dit orgaan zijn alle regeringen vertegenwoordigd — bij consensus. De grendel is zo in de tijd beperkt tot 120 dagen. Maar waarom duurde het belangenconflict dat werd ingeroepen door het Waalse Gewest dan 269 dagen? Het antwoord is eenvoudig, omdat ook de Vlamingen het debat hebben vergrendeld. En voor wie er niet genoeg van heeft. Naast deze belangenconflicten tussen parlementen, bestaan er ook nog belangenconflicten tussen regeringen. Had de federale regering beslist om een eenzijdig gestemde splitsing te bekrachtigen, dan konden alle andere regeringen van dit land dergelijk belangenconflict inroepen. BHV was dus verre van gesplitst. En er is toch niemand die denkt dat de vergrendelde regering — evenveel Franstalige als Nederlandstalige ministers, de eerste minister uitgezonderd — een eenzijdige splitsing zal bekrachtigen?

Op donderdag 22 april gingen de Vlamingen dan toch eenzijdig stemmen. Het ogenblik van de vijf minuten politieke moed was aangebroken. Maar toen bleek er een andere grendel te bestaan. Eentje waar zelfs niemand ooit eerder had van gehoord. Kamervoorzitter Dewael orakelde dat het parlement niet vergadert zolang de Koning audiënties houdt. Zowaar, een koninklijke grendel!
Enkele dagen later belette deze nieuwbakken grendel de Vlaamse partijen niet om, nog tijdens de audiënties, aan te kondigen wie lijsttrekker zou zijn. De eerbied voor de koninklijke grendel was al snel weggeëbd.

Op 29 april was het wel menens. De Vlaamse meerderheid ging stemmen. En toen klonk de alarmbel. Dit impliceert dat de ministerraad binnen de dertig dagen een advies moet geven. Wat zijn dertig dagen? Een peulschil! Neen, een bananenschil. In 1993 oordeelde de kamer met 159 stemmen voor en twee onthoudingen dat, wanneer de regering ontslagnemend is, deze termijn geschorst is tot een nieuwe regering is gevormd. Een supergrendel dus. Het volstaat om de regering te doen vallen en alles zit muurvast. Waarom heeft de Vlaamse meerderheid met deze interpretatie ingestemd en zich zo laten vergrendelen?

En sommigen krijgen er niet genoeg van. De Paviagroep (DS 5 mei) pleit voor een federale kieskring. 15 van de 150 kamerleden dienen gekozen te worden in deze kieskring. Wat de Pavianen er niet bij vermelden is dat hun kieskring vergrendeld is: 6 zetels voor de Franstaligen, 9 voor de Vlamingen. Dit is kiezersbedrog. In een eerlijke federale kieskring worden Belgen verkozen en op grond van de behaalde stemmen, niet Franstaligen en Vlamingen op grond van vooraf ingebouwde grendels.

Hoe ontembaar ook, de Vlaamse meerderheid ligt aan kluisters. In de Belgische rekenkunde kunnen 62 Franstalige kamerleden de mond snoeren van 88 Nederlandstaligen. En 29 Franstalige senatoren zijn evenveel waard als 41 Nederlandstalige. Maar waarom is dat zo? Omdat dit land krom werd hervormd tijdens onderhandelingen achter vergrendelde deuren. De oplossingen van vandaag zijn steeds de problemen van morgen. Dit was ook zo met de voorstellen die de loodgieter-hofleverancier op tafel toverde: de benoeming van de burgemeesters in de rand werd vergrendeld, het toezicht op de rand werd vergrendeld.

Dit grendelverhaal wordt nog vaak minzaam omschreven als ‘consensusdemocratie'. En nochtans, door die grendels werkt de federale staat niet meer. Ondanks een bijzonder hoge belastingsvoet heeft België de laagste sociale uitkeringen van Europa. Het justitieel apparaat loopt vast. Dit legt een bom onder de toekomst van Vlamingen, Walen en Brusselaars. België gaat gebukt onder een fataliteit: van zodra een communautair probleem opduikt ligt de hele federale regering lam. De waarheid is eenvoudig, sinds 2007 is niet meer geregeerd. De prijs voor dit omfloerst immobilisme zullen de toekomstige generaties moeten dragen.

HENDRIK VUYE Wie? Hoogleraar staatsrecht Universiteit Namen. Wat? De federale staat werkt niet meer. Waarom? Zodra er een communautair probleem is, loopt alles vast, dat is zo geregeld.

Bron: De Standaard Opinie 28 april 2010

BELGIË IS GEEN CONSENSUSDEMOCRATIE


BELGIË IS GEEN CONSENSUSDEMOCRATIE
Een democratie waar onopgeloste conflicten tot in de eeuwigheid meegesleept worden, is geen consensusdemocratie, zoals Luc Huyse België noemt, maar juist het tegenovergestelde, zegt PETER DE GRAEVE.
Het wordt in België steeds onduidelijker welke lading de vlag ‘democratie' nog dekt. De moeite die Luc Huyse zich getroost om op dit punt de verwarde geesten te verlichten (DS 23 april) kan mij niet overtuigen. Zijn goedbedoelde poging om België als een ‘consensusdemocratie' te typeren is niet alleen historisch incorrect. De kern van zijn betoog, namelijk de tegenstelling tussen consensus en meerderheid lijkt mij, vanuit hedendaags democratisch standpunt, ook ronduit nonsensicaal. Huyse redeneert hier op z'n Belgisch, dat wil zeggen krom. En als zo'n wijze analist al met splinters in het politieke brein zit, hoeveel balken zijn er dan niet in onze eigen, veel simpeler hersenen?

Paradoxaal separatisme

Niet dat Luc Huyse de bal volledig misslaat. Hij heeft een punt wanneer hij zegt dat de verbinding tussen ‘meerderheidsdemocratie' en (het streven naar) ‘separatisme' een riskant idee is, zeker in het huidige Europa. Je meerderheid gebruiken om, in naam van een gehavende democratie, de onafhankelijkheid uit te roepen, is minstens paradoxaal. Waarom die meerderheid niet gewoon gebruiken om de democratie op het juiste spoor te zetten? Ook mijn buitenlandse vrienden begrijpen niet dat in dit democratische tijdperk een meerderheid zich zou afscheuren van de democratie waarin zij de meerderheid vormt… Als je het zo leest, is het inderdaad absurd. De meerderheidslogica die separatisten desgevallend willen gebruiken, zou Europa op zijn beurt kunnen hanteren om de grenzen van Brussel te hertekenen.

De kromme logica zit elders. België een consensusdemocratie noemen is kort door de bocht. Het veronderstelt dat het democratisch karakter van dit land niet ter discussie staat, en dat de vermeende democratie een lange traditie heeft met consensuspraktijken. Beide punten zijn betwistbaar. In politiek opzicht is België veeleer een pacificatiemodel, waar gepoogd wordt om met ingewikkelde akkoorden, onderhandeld op schimmige plekken door geïsoleerde elites, de voortdurend heroplevende fundamentele conflicten tot bedaren te brengen. Deze conflicten zijn onoplosbaar, niet omdat de wil tot consensus niet zou bestaan (die is soms eindeloos, alvast aan Vlaamse kant), maar precies omdat de grond voor de duurzaamheid van het vergelijk, de democratie, met elk Belgisch compromis verder wordt vergiftigd.



Germaanse rechten

Huyse verwijst naar Zwitserland en Noord-Ierland als alternatieve modellen. Ik wil zelf een andere vergelijking maken. Neem de EU, een consensusdemocratie (in wording), en neem twee lidstaten, Duitsland en Nederland, eveneens consensusdemocratieën. In alle drie de democratieën gaan meerderheidsregel en consensusmodel perfect samen. Nederland en Duitsland leven vandaag ook onderling in goede verstandhouding, omdat er tussen beide een grens loopt. Die grens symboliseert niet langer een strikte scheiding, maar de over- en doorgang tussen beide. Er is geen betwist gebied, niet in Nederland, niet in Duitsland, waar een van beide landen de burgers van het buurland voortdurend uitdaagt om hun consensusbereidheid in de praktijk aan te tonen. Als een Nederlander er in Maastricht op staat Nederlands te spreken is hij daarom geen ‘geweldloze fascist' (verfijnd concept van de Belgische compromissenkampioen Mangain). En Angela Merkel zal het niet gauw in haar hoofd halen om bij haar collega Balkenende het tastbare bewijs van Nederlands geloof in Europa te eisen door de Duitssprekenden in de Maastrichtse Rand Germaanse rechten toe te kennen. Doordat ze elkaar niet tot een voortdurende, politiek afmattende bewijsvoering van de eigen consensusbereidheid dwingen, kunnen Nederland en Duitsland elkaar verstaan, en is een reële verstandhouding mogelijk. Conflicten kunnen dus opgelost worden, anders gezegd, er is consensus mogelijk, omdat er niet voortdurend politieke intentieprocessen worden gevoerd. In België is net het tegenovergestelde het geval. België is bijgevolg het tegendeel van een consensusdemocratie.

De visie van Huyse (en vele anderen) over de zogenaamde Belgische consensusdemocratie brengt de vertroebelde geesten nog meer in verwarring. In de eerste plaats zijn eigen geest. Zo heeft Huyse de kern gemist van wat er vorige donderdag is gebeurd. Ja, misschien handelde Alexander De Croo intuïtief en impulsief. Maar dat neemt niet weg dat zijn beslissing, hopelijk, de toon heeft gezet voor een nieuwe politieke logica. De jonge voorzitter toonde ons, heel even, de keerzijde van de fameuze ‘vijf minuten politieke moed'. Als die vijf minuten inderdaad onhaalbaar zijn (wat alvast de voorbije drie jaar is bewezen), dan volgt daaruit niet noodzakelijk de onvermijdelijkheid van een Belgisch compromis. Het kan ook betekenen dat je er, zoals De Croo donderdag, uit besluit dat het eindeloze gesjacher met consensus en consensusbereidheid evenééns onhaalbaar is, of democratisch onfatsoenlijk.

Cynisme van Verhofstadt

Met zijn actie heeft Alexander De Croo de essentie van de Belgische regimecrisis blootgelegd, namelijk de afwezigheid van een volgroeide, hedendaagse democratische consensus op basis waarvan een vreedzaam samenleven mogelijk is. Zolang Vlamingen gedwongen worden hun consensusbereidheid te bewijzen (door geen deadline te stellen, door allerlei compensaties voor de splitsing te aanvaarden) is de democratie hier per definitie buiten werking gesteld. De tegenpartij kan immers, tot bewijs van het absurde tegendeel, ongestraft doen alsof ze niet gelooft in de democratische gezindheid van de ander. Die perverse logica heeft De Croo donderdag ontbloot en ontmanteld. Voor dat ene democratische moment mogen we hem dankbaar zijn. Het verheft zijn verzet hoog boven het veto dat Geert Lambert in 2005 uitsprak aan de onderhandelingstafel, en nog hoger boven het politieke cynisme van zijn partijgenoot Verhofstadt.

En nu? Tja, nu… Mijn vrees is dat een waarlijk democratisch moment als dat van vorige donderdag in een weinig democratische staat als de onze geen lang leven beschoren is. Alexander De Croo moet flink geschrokken zijn van de hevige reacties van alle luitenanten in de Kroonorde van het Compromis. Ik had met hem te doen, daar bij Phara, in zijn schimmengevecht met die andere, inmiddels hoogbejaarde zoon van een beroemde Belgische stamvader. Hij heeft ze gehad, zijn vijf minuten democratische roem, tot Albert II de kamervoorzitter tot zich, en dus tot de orde, riep. De democratie heeft het laken niet naar zich toe kunnen trekken. En dus trekt Laken, alweer, de democratie naar zich toe. Een voor een gaan onze politici nu in het Kasteel Belvédère aan de opiumpijp van de consensus hangen, tot zij zichzelf en ons hebben teruggevoerd in de trance van de Belgische bedaardheid, terwijl, op een afstand, de Hirohito van Europa eeuwig grijnzend toekijkt. België is nog ver verwijderd van een consensus, omdat het ver verwijderd is van de democratie. Niet andersom, meneer Huyse, niet andersom.

PETER DE GRAEVE Wie? Filosoof. Wat? Open VLD dat donderdag uit de regering stapte, was een zeldzaam democratisch voorval in een ondemocratisch land. Waarom? België heet een consensusdemocratie te zijn, maar Vlamingen worden voortdurend gedwongen tot compromissen die consensus noch democratisch zijn.


Bron: De Standaard Opinie  dinsdag 27 april 2010


Herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)

Bezwaarschrift Streekvereniging Zenne en Zoniën

Algemene bezwaren

Herziening zorgt voor nog meer vertraging in uitvoering RSV.

Uit diverse rapporten van het INBO blijkt dat de versnippering van open ruimte nog steeds doorgaat, waardoor de biodiversiteit in Vlaanderen steeds meer onder druk komt te staan. . Voornamelijk de afbakening van de open ruimte structuren in het buitengebied heeft een grote achterstand opgelopen. Vandaag blijkt dat er na 12 jaar een grote achterstand is opgelopen in de uitvoering van het RSV. Uit de stadsmonitor blijkt dat er nog steeds sprake is van een selectieve stadsvlucht van gezinnen. Er moet daarom zeer snel meer geïnvesteerd worden in stedelijke gebieden.

Deze tussentijdse herziening dreigt echter voor een bijkomende vertraging te zorgen. De capaciteit van de administratie ruimtelijke ordening is immers beperkt. Deze capaciteit zal nu ingezet moeten worden om de tussentijdse herziening te begeleiden en kan dus niet gebruikt worden voor de uitvoering van het RSV. Bovendien wordt er nog een bijkomende nieuwe tussentijdse herziening aangekondigd, RSV I tri. Op deze manier wordt het onmogelijk om de doelstelling van het regeerakkoord – nl de volledige uitvoering van het RSV – te realiseren.



Tussentijdse herziening is onevenwichtig

In het herzieningsvoorstel wordt vooral meer ruimte voorzien voor harde activiteiten. Zo wordt vooropgesteld dat er nog meer dan 7000 hectaren bedrijventerreinen kunnen bijkomen in Vlaanderen, hoewel er volgens de Vlaamse minister-president nog 12000 hectaren ongebruikt bijliggen. Daarnaast worden nieuwe missing links voorzien in het autowegennet, hoewel Vlaanderen reeds over het meest fijnmazige wegennet van heel Europa beschikt. Verder wordt in deze herziening ruimte gereserveerd voor motorcrossterreinen, andere lawaaierige sporten en voor golfterreinen. Voor natuur en bos wordt enkel vastgesteld dat er een serieuze achterstand is opgelopen die de volgende vijf jaar moet worden ingehaald. Het eindresultaat van deze herziening zal dan ook zijn dat Vlaanderen nog verder kan worden volgebouwd.

Ondergraven van doelstellingen RSV

De algemene doelstellingen van het RSV blijven volgens de toelichting bij deze herziening ongewijzigd. Toch worden met deze actualisatie en gedeeltelijke herziening een aantal wijzigingen voorgesteld die de algemene doelstellingen - zoals de bundeling van economische activiteiten - dreigen te ondergraven.

Specifieke opmerkingen

Wonen
Wat ruimte voor wonen betreft, wordt in deze herziening vastgesteld dat er door demografische ontwikkelingen de volgende vijf jaar een behoefte zal ontstaan aan ongeveer 100000 bijkomende woongelegenheden. Tegelijk blijkt dat er in bestaande woonzones een aanbod is van ongeveer 900000 woonmogelijkheden, los nog van de leegstand van woningen en bedrijfsgebouwen. Er is dus een duidelijk overaanbod aan woon- en woonuitbreidingsgebieden, ook op langere termijn. Dit overaanbod dreigt de bundelingsdoelstelling te ondergraven en de verdere versnippering van open ruimte in de hand te werken. Toch wordt dit overaanbod niet ingeperkt, bv. door het verkavelen van woonuitbreidingsgebieden te bevriezen. Er wordt enkel vastgesteld dat er voldoende ruimte voorhanden is in de stedelijke gebieden en de gemeenten van het buitengebied, om de behoefte op te vangen.

Zenne en Zoniën pleit voor een inperking van dit overaanbod, onder meer door het bevriezen van de verkaveling van woonuitbreidingsgebieden. Op termijn zal men zich ook moeten beraden over het herbestemmen van sommige woonuitbreidingsgebieden, maar deze discussie moet gevoerd worden in het kader van de opmaak van het RSV II.
Streekvereniging Zenne en Zoniën vindt dat leegstand van oude woningen en bedrijfsgebouwen prioritair moeten worden aangepakt.


Bedrijventerreinen


Overschatting van de vraag
Bijkomende bedrijventerreinen slokken de meeste ruimte op bij de herziening van het RSV. Er moeten tegen 2012 ongeveer 7000 hectaren bijkomen, wat een combinatie is van de verdere realisatie van de doelstellingen uit het huidige RSV, nieuwe behoeften voor de volgende vijf jaar en het opbouwen van een zogenaamde IJzeren Voorraad aan bedrijvenzones.

De studiemethode geeft een overschatting van de vraag omdat er enkel rekening wordt gehouden met nieuwe bedrijven en niet met bedrijven die failliet gaan of met leegstand. Die leegstand lijkt nochtans aanzienlijk te zijn, zeker met de recente economische crisis en de vele faillissementen die hiermee gepaard gingen.

Als men rekening houdt met de historische context en met aanvullende gegevens over de geschatte ruimtevraag (gegevens gebruikt bij een telling van de periode 1994-2003) dan is de geschatte ruimtevraag voor bedrijventerreinen 457 hectaren per jaar, een cijfer dat veel lager ligt dan de prognose uit het addendum.

Onderschatting van het aanbod

Tegelijk blijkt uit de cijfers dat er nog een groot aanbod aanwezig is op bestaande bedrijventerreinen. Volgens het informatief deel van deze herziening gaat het om meer dan 5000 hectaren. Volgens cijfers van de minister-president van Vlaanderen in antwoord op een parlementaire vraag, blijkt dat er maar liefst 12000 hectaren aan onbebouwde gronden ligt op Vlaamse bedrijventerreinen. Dat is dubbel zoveel als de geschatte behoefte aan bijkomende bedrijfsruimte, zoals die werd berekend in het kader van deze herziening, waar sprake is van een behoefte aan ongeveer 6000 hectaren bijkomende bedrijventerreinen. Die inschatting ligt al aan de hoge kant, maar kan dus volledig en ruim opgevangen worden op de niet-bebouwde kavels op bestaande bedrijvenzones.

Zenne en Zoniën vindt dus ook dat er geen nieuwe industriezones moeten aangelegd worden. Zo wordt de schaarse open ruimte die Vlaanderen nog telt, tenminste bewaard en niet opgeofferd.

Voor Vlaanderen kan men volgend beeld schetsen : van het totale aanbod zijn ongeveer 3600 hectaren reeds uitgerust met wegenis. Deze kunnen dus onmiddellijk bebouwd worden. Nog eens 1100 hectaren ligt klaar om uit te rusten met toegangswegen (zie ook opmerking A).

Daarnaast zijn er ongeveer 5000 hectaren die om verschillende redenen pas op iets langere termijn op de markt zullen komen, bijvoorbeeld omdat er eerst een grondsanering moet plaatsvinden. Uit deze cijfers blijkt alleszins duidelijk dat er geen nood is aan het aanleggen van volledig nieuwe bedrijventerreinen. Wel aan een beleid dat de leegstand op bestaande zones aanpakt.

Dat beleid ontbreekt vandaag de dag. In deze herziening wordt enkel zijdelings verwezen naar het gebruik van deze leegstand. Zenne en Zoniën betreurt dat in het addendum geen stimuli werden opgenomen voor de intensivering van het ruimtegebruik bij de (her)inrichting van bedrijventerreinen. In het richtinggevende gedeelte van het addendum wordt gesteld dat het effect van zuinig ruimtegebruik op de ruimtevraag aanzienlijk is.

Intensivering en zorgvuldig ruimtegebruik zullen echter niet gestimuleerd worden door veel nieuwe bedrijvenzones aan te leggen, hoewel dit zou bijdragen tot één van de basisdoelstellingen van het RSV, namelijk de maximale vrijwaring van de open ruimte. De Minaraad vraagt dat in de herziening van het RSV meer aandacht gaat naar duurzaam ruimtegebruik.


Kantoorlocaties.

Het richtinggevend gedeelte van het addendum voegt aan het RSV een bepaling toe met betrekking tot kantorenmilieus in stedelijke gebieden. Deze kunnen volgens de nieuwe toevoeging op verschillende locaties gelegen zijn : stadscentrum, ringlocaties, stationslocaties, radiale locaties (invalswegen), randlocaties en woonmilieus. Zenne en Zoniën kan niet akkoord gaan met deze wijziging. Vele van deze locaties zijn pure autolocaties. In het huidige RSV ligt de klemtoon, terecht, op de situering van kantoren aan knooppunten van openbaar vervoer. Deze wijziging zou een serieuze stap achterwaarts betekenen vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling.


Mobiliteit
Wat mobiliteit betreft gaat de aandacht vooral naar de verdere uitbouw van het wegennet en - in mindere mate - naar het spoorwegnet. Zo worden een tiental bijkomende missing links voorzien, zoals bv, de doortrekking van de N42 van Geraardsbergen tot de A8 in Wallonië, De sluiting van de ring rond Brussel onder het Zoniënwoud wordt als te onderzoeken piste naar voor geschoven, inclusief de zuidelijke sluiting en doortrekking A8 Halle.









Streekvereniging Zenne en Zoniën wil hier de volgende opmerkingen naar voren brengen : (zie schetsen hierboven)

Daar waar er nu nieuwe trajecten worden voorzien, namelijk de doortrekking van de A8 ten zuiden van Halle in de richting van Ittre, gaat dit gepaard met het verlies van vele hectaren natuurgebied en waardevol landschappelijk landbouwgebied. Dit is zeker geen voorbeeld van duurzaam gebruik van het hinterland.

Hetzelfde dreigt te gebeuren aan de E19/R0 ter hoogte van Ruisbroek. De sluiting van de RO (zuidelijk gedeelte) mag dan één van die missing links zijn. Als alle verkeer in een tunnel kan rijden vanaf Ruisbroek en onder het Zoniënwoud, dan hebben wij daarmee geen probleem. Zo worden geen natuurgebied en andere waardevolle stukken grond opgeofferd. Wat niet goed te praten valt is de aantrekking van veel meer internationaal verkeer.

Dat zal wel gebeuren als er een nieuw op- en afrittencomplex wordt gebouwd ter hoogte van het motelcomplex in Ruisbroek. Pal in de Zennebeemden, het laatste stukje groen dat er overgebleven is na de aanleg van de E19/R0 in 1967. Nog eens zullen er hectaren landschappelijk waardevol landbouwgebied verloren gaan. Deze kunnen niet gecompenseerd worden door ergens anders natuurgebied te voorzien. De Zennebeemden hebben immers hun eigen landschapskarakter. Dus ook een voorbeeld waar de definitie van duurzaamheid geweld wordt aangedaan. Als dit op- en afrittencomplex alleen moet dienen om vrachtwagens van één bepaalde industriezone af te leiden, weegt dit niet op tegen het verlies van zoveel hectaren groengebied.


Opvallend is ook dat een duidelijk locatiebeleid volledig ontbreekt in deze herziening, hoewel dit volgens verschillende verkeersdeskundigen één van de grote mankementen is in het huidige RSV. Een juiste lokalisatie vanuit mobiliteitsoogpunt voor bedrijvenzones, kantoren of bijkomende woningen is immers noodzakelijk om de verdere groei van het autoverkeer in de hand te houden.

Een locatiebeleid zal ook nodig zijn om (inter)nationale doelstellingen op het gebied van luchtkwaliteit en klimaatimpact te kunnen realiseren. Op dit vlak wordt het huidige RSV zelfs verder afgezwakt. Waar het RSV stelt dat kantoren thuishoren aan knooppunten van openbaar vervoer, wordt nu de mogelijkheid opengelaten om kantoren in te planten op ringlocaties en langs invalswegen. Dat zal de mobiliteitsknoop alleen maar strakker maken.

Wel positief is dat er extra bepalingen in het RSV worden opgenomen over de uitbouw van het voorstedelijk openbaar vervoer rond Brussel en omgeving van de zuidelijke Zennevallei. Dit kan een volwaardig en duurzaam alternatief bieden voor het dagelijkse pendelverkeer naar de grote steden. Maar dit is ook reeds opgenomen in het huidige RSV. Men moet wel rekening houden met de uitspraak van de Raad van State in de procedure van de gemeente Linkebeek. Daardoor zal de uitbouw van het GEN lijn Brussel Nijvel zeer grote vertraging oplopen.

Recreatie

Golfterreinen
Vlaams Gewest: 18 holes, Provincies: 9 holes, gemeenten: golfscholen

Dit zijn de voorziene cijfers van de golfterreinen in Vlaanderen. Een mogelijke oplossing om die terreinen aan te leggen : aankoop van gronden die bijvoorbeeld niet gunstig zijn voor landbouwgewassen (waar de opbrengst of het rendement niet winstgevend is). Daar kunnen dan de golfterreinen aangelegd worden, zonder te raken aan natuurgebieden.


Lawaaisporten
Minimaal 1 terrein per provincie

Men voorziet één terrein per provincie om aan lawaaisport te doen. Laten we het een naam geven : motorcross. Dit mag nooit in een natuurgebied gebied doorgaan.
Een meer dan 100 % haalbare kaart is de aankoop van verlaten fabrieksterreinen en die om te vormen in een circuit waar lawaaierige sportvormen kunnen doorgaan. Er is enkel vijf minuten politieke wil nodig om de nodige vergunningen te verlenen.

Open ruimte
Voor natuur, bos en landbouw verandert er in essentie weinig. Er wordt vastgesteld dat de huidige doelstellingen van het RSV – een uitbreiding van de schaarse bos- en natuurgebieden - niet gehaald werden en een serieuze achterstand gaan opgelopen. De doelstellingen blijven dan ook hetzelfde en worden vijf jaar vooruit geschoven. Voor de problematiek van zonevreemde bossen - bossen in industrie- of woongebied, is er geen aandacht, ondanks de bepalingen hierover in het regeerakkoord.

Het ontwerp voorziet dat 150000 hectaren natuur en reservaat, 53000 hectaren bos en 34000 hectaren "overig groen" zou worden samengebracht in één bestemmingscategorie "natuur, bos en groen". Hiervan zou minstens 203000 hectaren een bestemming natuur of bos moeten hebben en maximaal 34000 hectaren een andere bestemming. Dit zou het mogelijk moeten maken te evolueren naar een geïntegreerde typebestemming voor natuur en bos.

Zenne en Zoniën vzw begrijpt de problematiek, maar mist een eenduidig beleid. Er stellen zich immers nog te veel vragen. In hoeverre is het aangewezen in deze beperkte actualisatie een dergelijke verregaande optie voor integratie te lichten ? Indien men voor één bestemmingscategorie opteert, waarom dan een opsplitsing van hectaren in 'natuur en bos' en 'overig groen'? Is de categorie 'overig groen' eenduidig implementeerbaar?

Deze samenvoeging dreigt tot veel onduidelijkheid en dus nog tot meer vertraging aanleiding te geven. Het is volgens Zenne en Zoniën vzw beter om nu alle middelen en menskracht te investeren in en verdere afbakening van de open ruimte structuren, zoals voorzien in het RSV. Daarom moeten alle middelen voorzien in lokale plannen – die steunen op vrijwilligheid en dus geen dwang naar voren brengen – zoals plan Boommarter en het plan Het land van Teirlinck voor de zuidelijke Zennevallei, alle kansen krijgen voor een zo ver mogelijk doorgedreven uitvoering.

Recent

Rebels Gaasbeek