Bron: Cel coördinatie Vlaamse Rand van de Vlaamse Regering via de website
http://docu.vlaamserand.be
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doel had. Het Egmontpact was het resultaat van een compromis dat op 24 mei 1977 in het Egmontpaleis werd ondertekend door premier Leo Tindemans, zijn kabinetschef Jan Grauls en de voorzitters van de regeringspartijen van CVP, PSC, BSP-PSB, Volksunie (VU) en Front démocratique des francophones (FDF). Tijdens de onderhandelingen van Stuyvenberg (17-23 februari 1978) werd het Egmontpact gedeeltelijk aangepast.
Dit historisch pact tussen Vlamingen, Walen en Brusselaars werd uiteindelijk niet gerealiseerd. Redenen daarvoor zijn te zoeken in de sterke oppositie tegen het pact van binnen en buiten de regeringspartijen, de negatieve adviezen van de Raad van State over een aantal pijlers van het akkoord, de uiteenlopende interpretaties van het akkoord door Vlamingen en Franstaligen, de interne spanningen binnen de partijen en de moeilijke totstandkomingsprocedure. Op 11 oktober 1978 verklaarde eerste minister Tindemans in de Kamer dat voor hem "de Grondwet geen vodje papier is” en vervolgens bood hij zijn ontslag aan. Het Gemeenschapspact was daarmee definitief van de baan. Bepaalde elementen van het akkoord werden hernomen in volgende grondwetsherzieningen; andere blijven opduiken wanneer een compromis wordt gezocht voor communautaire knelpunten.
Het akkoord hield een ingrijpende staatshervorming in, met meer autonomie voor de drie gemeenschappen – met eigen raden en regeringen en een decretale bevoegdheid - en de oprichting van 3 gewesten, eveneens met eigen raden en regeringen die ordonnanties konden stemmen, m.a.w. de basis van de huidige federale staatsinrichting. De gemeenschappen werden bevoegd voor de persoonsgebonden materies, de gewesten voor de plaatsgebonden materies - een concept dat in een latere staatshervorming ook effectief zou worden tot stand gebracht.
Minder bekend is dat het Egmontpact ook de afschaffing van de provinciale politieke structuren voorzag, om ze te vervangen door 25 subgewesten en een hervorming van Kamer en Senaat. Het Brusselse Gewest bleef beperkt tot de 19 gemeenten en de leden van de Brusselse gewestraad zouden worden verkozen op eentalige lijsten. Regeren bij consensus en de alarmbelprocedure waren andere maatregelen om de minorisatie van de Nederlandstaligen in Brussel tegen te gaan. In de Brusselse gemeenten en in de 6 faciliteitengemeenten zouden Gemeentelijke Gemeenschapscommissies worden opgericht om de persoonsgebonden materies door de gemeenschappen zelf te laten regelen. De Franse Gemeenschapsraad kreeg zo de mogelijkheid om subsidies te verstrekken aan socio-culturele activiteiten in de faciliteitengemeenten. Ook andere garanties voor de Nederlandstaligen in Brussel werden gekoppeld aan de situatie van de Franstaligen in de 6 randgemeenten. De administratieve voogdij over de 6 kwam bovendien in handen van de Minister van Binnenlandse Zaken.
Het Gemeenschapspact voorzag een akkoord over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, waarbij een apparentering van de Vlaamse lijsten uit Halle-Vilvoorde met die uit Leuven werd voorzien.
INSCHRIJVINGSRECHT
Om de verhoudingen tussen Brussel en de randgemeenten te regelen werd heil gezocht bij het inschrijvingsrecht voor Franstaligen in een Brusselse gemeente als tegengewicht voor waarborgen voor de Vlamingen in de hoofdstad.
BRON: egmont berichten, nr. 4, maandblad van het Egmontkomitee, mei 1978
Het inschrijvingsrecht gold in de 6 faciliteitengemeenten en in de zogenaamde Egmontgemeenten, Alsemberg, Beersel, Dilbeek, Groot-Bijgaarden, Sterrebeek, Sint-Stevens-Woluwe, Strombeek-Bever, en in de wijken ’t Voor (Vilvoorde), Jezus-Eik (Overijse) en Zuun (Ruisbroek).
Franstaligen uit die gemeenten konden zich in een Brusselse gemeente fictief inschrijven en verkregen daardoor bepaalde taalfaciliteiten en stemrecht voor kandidaten uit het Brusselse. Het Stuyvenbergakkoord zorgde ervoor dat in de faciliteitengemeenten het inschrijvingsrecht van onbepaalde duur bleef, terwijl het in de andere gemeenten werd beperkt tot 20 jaar, m.a.w. tot 1998. Het inschrijvingsrecht maakte het ook mogelijk dat Franstalige kinderen uit de Egmontgemeenten zich konden inschrijven in kleuter- en lagere scholen in de 6 faciliteitengemeenten.
Het compromis stootte op fel protest van Vlaamse zijde. Net als de faciliteitenregeling in het taalcompromis van Hertoginnedal, werd ook nu vooral de regeling rond de randgemeenten door de Vlaamse zijde als onaanvaardbaar beschouwd. Het protest bundelde zich in het Anti-Egmontkomitee, dat talrijke acties organiseerde, onder meer de betoging op 23 oktober 1977 in Dilbeek. Een aantal gemeentebesturen schakelde zich eveneens in in het protest met de "waar Vlamingen THUIS zijn”-actie.
De felle tegenstand was mede ingegeven door de uiteenlopende interpretaties van Vlamingen en Franstaligen over bepaalde punten van het akkoord en de felle verklaringen daarover in de media. De toenemende spanningen tussen de regeringsleiders en de partijvoorzitters die het pact hadden onderhandeld, hypothekeerden eveneens het compromis. Binnen de CVP heerste grote verdeeldheid, maar ook in andere Vlaamse partijen gaf het akkoord aanleiding tot schisma’s. De afloop van deze kwestie zorgde voor een belangrijke politieke crisis binnen de partijen met als gevolg radicale afscheuringen bij de Volksunie en een communautaire breuk binnen de laatste unitaire partij in België, met name de socialistische partij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten